Herpetologische natuurreis Montenegro 13 mei t/m 23 mei 2017

Deelnemers: Martin Edelman, Marcel Haak, Ruud Wolterman en Marijn Meijer

Inleiding

Het plan was om naar Armenië te gaan, maar omdat het aantal deelnemers voor deze reis te laag was is de reis geschrapt. We besloten om met een kleine groep naar Montenegro te gaan. In 2011 is een aantal van ons daar al geweest. We hebben vooraf nuttige gegevens van Jeroen Speijbroeck ontvangen. Het beviel ons daar erg goed. Een klein land met een relatief grote herpetofauna. Mogelijk dat het dit jaar lukt om de weinige gemiste soorten nu te vinden. Om zo weinig mogelijk aan het toeval over te laten hebben we van Bobby Bok een aantal interessante locaties en aanwijzingen ontvangen. 

Vlnr: Martin, Ruud, Marcel en Marijn
Vlnr: Martin, Ruud, Marcel en Marijn

Dag 1 – 13 mei

 Om kwart voor zeven vertrokken Marcel en ik per trein richting Schiphol. In Rotterdam sloot Marijn aan. Op Schiphol voegde Ruud zich bij de groep. Om kwart over tien stegen we op. De overstap in Wenen verliep probleemloos. Ook de landing in Podgorica ging gesmeerd. Op het vliegveld stond de autoverhuur klaar om ons naar hun bureau te rijden. Onze huurauto werd een Dacia Duster. Ruud had ze zich vrijwillig opgeworpen als chauffeur. Tevens beheerde hij de pot. Vanaf de autoverhuur was het maar een half uurtje rijden naar ons appartement in Virpazar. Onderweg zagen we al grote groepen witvleugelsterns jagend over het Skadar meer. Ons appartement zag er picobello uit en had een geweldig uitzicht over een afgetakt deel van het meer. Marcel zag bij aankomst een waterschildpad vanaf een boomstam het water inglijden. Bij het uitkijken over ons balkon zagen we een ringslang (Natrix natrix) overzwemmen. De dwergaalscholvers hadden op dit water een vaste stek. Aan de overkant van het water zijn we voor het eten een stukje het pad afgelopen. Hier zagen we muurhagedis (Podarcis muralis), karsthagedis (Podarcis melisellensis) en scheltopusik (Pseudopus apodus). Vlak voor het restaurant lag een dode oostelijke hagedisslang (Malpolon insignitus). Na het eten hebben we een nachtwandeling gemaakt richting de ruïne van Virpazar. We vonden drie gewone padden (Bufo bufo) en hoorden we bij het water diverse dieren, zoals boomkikker (Hyla arborae), meerkikker (Pelophylax ridibunda), groene pad (Bufo viridis) en dwergooruil. 

Dag 2 – 14 mei

 Na een klein ontbijt genuttigd te hebben gingen we op weg naar Ada Bojana, het meest zuidoostelijke eiland tegen de Albanese grens aan. Net voor het eiland troffen we velden vol met bijeneters, enkele zwartkopgorzen en een hop aan. Ook werd hier onze eerste en zeker niet laatste Griekse landschildpad (Testudo hermanni boettgeri) gezien. Om bij de autocamping binnen te komen, het strand is tegenwoordig een naaktstrand, moesten we een bescheiden entree te betalen. De moerassige omgeving van de camping leverde een aantal ring- of dobbelsteenslangen (Natrix tesselata), de meerkikker en Albanese poelkikker (Pelophylax shqipericus) en diverse muurhagedissen en karsthagedissen op. De camping was ten opzichte van de reis van 2011 voor een groot deel opgeknapt. De vervallen huisjes waren er nog wel maar stonden meer in de begroeiing. Onder afval en asbestplaten vonden we diverse Griekse hazelwormen (Anguis graecus) en enkele Griekse landschildpadden. Bij een hoopje afval lag een vervelling van een zandadder (Vipera ammodytes). Er werden hier geen andere slangen gezien. Mogelijk waren er te weinig muizen. In het bos van de camping vloog een zwarte specht rond en vonden we diverse Europese moerasschildpadden (Emys orbicularis). Nadat we het terrein van de camping verlaten hadden, gingen we aan de overkant van de parkeerplaats voor auto’s net voor de brug naar het eiland zoeken. Hier waren we in 2011 zeer succesvol. Ook nu weer was het een succes: verschillende ringslangen en een subadulte hagedisslang lieten zich vangen voor de foto. De hagedisslang zetten diverse keren zijn tanden in mijn vingers. Gelukkig waren dat zijn naar achtergelegen giftanden. Hierna reden we richting het meertje Sasko Jezero. Onderweg daarnaartoe kwamen we veel goede vuilnishopen tegen, die in de buurt van water lagen. De eerste de best was al gelijk zeer succesvol. Hier werd mijn eerste vierstreepslang (Elaphe quatorlineata) gevangen. Een groot exemplaar van 1,70 m. De slang voelde net als de Russische rattenslang (Elaphe schrenkii), die ik een week eerder nabij Eelde gevonden had. Ook was zijn gedrag vergelijkbaar, namelijk heel rustig en totaal niet bijterig. Ze behoren tot hetzelfde geslacht, dus dat is niet verwonderlijk. Verder vonden we daar een dobbelsteenslang en twee dode Balkantoornslangen (Hierophis gemonensis). Verder vonden bij de verschillende vuilstorten nog diverse ringslangen, meer- en/of Albanese poelkikkers en Griekse landschildpadden. Een bijzondere vondst was de schorpioen Mesobuthus gibbosus, die hier aan de rand van zijn verspreidingsgebied zit. Op de weg zagen we diverse reuzensmaragdhagedissen (Lacerta triliniata). De omgeving van het meer viel wat tegen. Inmiddels was het ook best wel warm. Alleen diverse kikkers, zowel meer- als Albanese poelkikkers waren volop aanwezig en enkele dobbelsteenslangen. Marcel en ik maakten bij de oever van het meer succesvol jacht op een zandloopkever: Calomera littoralis. Uiteindelijk hadden we een zeer geslaagde eerste volle dag. 

Dag 3 – 15 mei

 Na het ontbijt vertrokken we naar het in 2011 zo succesvol weidegebied ten zuiden van Virpazar.  De scheltopusik en de Griekse landschildpadden waren redelijk talrijk aanwezig. Een buizerd was zeer succesvol met het vangen van scheltopusiks. We gingen betonplaten van een oud waterkanaal keren. Een oostelijke hagedisslang ontsnapte ons, daarentegen een balkantoornslang gelukkig niet. We namen de tijd om de slang goed op de foto te zetten. We reden naar een stuk, iets noordelijker, waar we nog niet eerder geweest waren. We zagen hier niet veel nieuws. Wel waren er verschillende kikkers aanwezig zoals in ieder geval de springkikker (Rana dalmatina). In een vervallen gebouw ontdekte Marijn een grote groep vleermuizen bestaande uit minimaal twee soorten. Na het hier wel gezien te hebben vertrokken we naar de Dupila vallei. In een stroompje lang de weg liet een Europese moerasschildpad zich goed aanschouwen. In de heuvels werden op schermbloemen veel mooie keversoorten gevonden. Op de kale rotsen ontdekten we een aantal Dalmatische kielhagedissen (Algyroides nigropunctatus) en een paar juveniele reuzensmaragdhagedissen. Het werd steeds meer bewolkt en uiteindelijk barstte het onweer los. Inmiddels waren we op weg naar een mogelijk volgende locatie. Door grote hagelstenen werden we genoodzaakt met de auto te schuilen. Na de bui zijn we teruggereden naar ons appartement. 

Dag 4 – 16 mei

 Al vroeg vertrokken we naar Velika Plaza, een strandgebied langs de oostelijke kust. Helaas voor ons was veel afval opgeruimd. Op een enkele landschildpad, muur-, karsthagedis, een scheltopusik en een landfase kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris graeca) vonden we niets bijzonders. Totdat ik een groot opgevouwen tapijt zag liggen, Samen met Ruud. Keerde ik het tapijt. Binnenin het tapijt lag een grote esculaapslang (Zamenis longissimus). Met een geïmproviseerde boom lieten we onze fantasie fotografisch op de loop. Op het strand zijn Marcel en ik op jacht gegaan naar zandloopkevers. We moesten heel hard ons best doen om de kleine, Eugrapha trisignata, te vangen. Na daarna nog een uurtje vruchteloos vuilnishopen afgestroopt te hebben gingen we terug via de noordelijke route. Eerst stopten we bij een landbouwgebiedje bij een droogstaande rivierbedding. Naast een aantal leuke vlinders zagen we niet veel nieuws. Verder bovenop de heuvels uitkijkend over het Skadarmeer zagen en hoorden we blonde tapuit en ortolaan. Bijna onderaan het meer waren verschillende goede keerplekken. Onder andere een mooie balkantoornslang en een tweede grote esculaapslang werden onder materiaal gevonden. Daarnaast zagen we ook diverse reuzensmaragdhagedissen en een Griekse hazelworm. Op de locatie waar de tweede esculaapslang werd gevonden bevond zich een grote drooggevallen put met blokken steen en hout erin. Bij het benaderen van de put door Marcel en Ruud liet een scheltopusik zich in de put vallen. Daarnaast waren ook 2 meerkikkers en een smaragdhagedis in de put aanwezig. De dieren verscholen zich snel in spleten en onder rotsblokken en waren niet terug te vinden. Om de dieren een eerlijke kans te geven werden verscheiden stokken en planken in de put geplaatst, zodat de dieren zich op eigen kracht uit te put konden bevrijden. Bij een soort klein zwembad hebben we met het net gevist. We zagen al volwassen kleine watersalamanders. Met het net haalden we larven op van de kleine watersalamander en de meerkikker. Het begon te regenen, dus het was tijd om het appartement op te zoeken. Bij het avondeten werd door een aantal van ons de paling verorberd. Gezegd moet worden dat het aangename verrassing was. 

Dag 5 – 17 mei

 Opnieuw gingen we naar de Dupila vallei. Bij het stroompje aan het begin van de vallei weer Europese moerasschildpadden. In de heuvels zagen we Dalmatische kielhagedissen en reuzensmaragdhagedissen. Zowel Ruud als Marcel zagen een grijzige, dunne slang wegschieten, die aan het zonnen was. Gezien de locatie, het gedrag en de karakteristieken moet het om de slanke toornslang (Platyceps najadum) gaan. We reden noordwaarts langs het Skadar meer de heuvels af. Onze volgende bestemming was een meertje waarin de Macedonische kamsalamander (Triturus macedonicus) leeft. Voordat we daar aankwamen hadden we een aantal zeer succesvolle tussenstops. Zo vonden we eindelijk spitssnuithagedissen (Dalmatolacerta oxycephala) op zonnige kale rotswanden, een paartje volwassen reuzensmaragdhagedis, diverse Dalmatische kielhagedissen, een dode oostelijke hagedisslang en een dode scheltopusik in juveniel kleed. Daarnaast zagen we een grote gewone pad en een volwassen alienachtige bidsprinkhaan Empusa pennata. Nadat we in een deels vervallen stadje langs het water onze lunch bestaande uit cola, chocolade wafeltjes en pinda’s genuttigd hadden gingen we naar het meertje. Het gebied rond het meertje was echt geweldig. Hier waren reuzensmaragdhagedis en Dalmatische kielhagedis talrijk. Bij het meertje hielde Marijn en ik met verkorte broek en blootsvoets ons bezig om met een net salamanders en vissen naar boven te halen. Helaas vonden we geen Macedonische kamsalamander. Wel vingen we veel kleine watersalamanders van de ondersoort graeca, die net als bij onze vinpootsalamander een staartfilament en donkere vliezige achterpoten hebben. De gevangen vissen betroffen vermoedelijk witte alver en een voornachtige. In het meertje leefden veel meerkikkers. Op de terugweg naar het appartement, een andere weg als de heenweg, kwamen we langs een aantal diepe permanente plassen. Hier zagen we kleine watersalamanders, geelbuikvuurpadden (Bombina variegata) en kleine ringslangen. Al met al was het weer een zeer succesvolle dag. 

Dag 6 – 18 mei

 We verlieten ons appartement al vroeg om genoeg tijd te hebben om ons hotel in de bergen te bereiken. We reden in één keer door naar de in 2011 succesvolle vallei nabij Trmanje. Relatief vroeg in de morgen kwamen we daaraan. De meeste dieren moesten nog ontwaken/actief worden. De eerste slang was een dobbelsteenslang. Al gauw volgden er meer. De oostelijke smaragdhagedis (Lacerta viridis) was hier talrijk.  We besloten om eerst naar de rotswand hoger op te rijden om te zoeken naar de spitssnuithagedis. In 2011 vonden we hem hier. Gelukkig waren de dieren en nog. We vonden ook de hazelworm (Anguis fragilis). Na ze uitgebreid gefotografeerd te hebben reden we terug naar het dal. Nu vonden we twee zandadders, een dode gladde slang (Coronella austriaca), springkikker, geelbuikvuurpad, muurhagedis en Dalmatische kielhagedis. Na deze zeer geslaagde tussenstop reden we door naar ons hotel Rasnjak nabij het plaatsje Bistrica. We checkten in en gingen daarna de omgeving bekijken. De omgeving was erg mooi. We vonden een aantal muurhagedissen. Onder stenen zagen we diverse zwarte schorpioenen (Euscorpius hadzii/italicus). Nabij de stroomversnelling vonden we de loopkever Carabus intricatus. ’s Avonds in het donker zagen we met de zaklamp nog diverse schorpioenen en een Carabus cancellatus. 

Dag 7 – 19 mei

 We reden ’s ochtends naar het Durmitor NP. We gingen op zoek naar de locaties van Bobby Bok. De weg naar boven was gelukkig berijdbaar. Langs de kant lagen her en der nog wel redelijke ijswanden. Op ons verste punt aangekomen op circa 1900m hoogte gingen we op zoek naar de Bosnische adder (Vipera berus bosniensis). Onze zoektocht leverde alleen een paar zandhagedissen (Lacera agilis) op. Opvallend was de vondst van een bruine schorpioen (Euscorpius hadzii/italicus) op deze hoogte. Onderwijl werd Marijn door een parkwachter aangeschoten om entreebewijzen te betalen. Blijkbaar zijn we ongemerkt langs een betaalpost gereden. We gingen terug om de tweede locatie voor de Bosnische adder uit te spitten. Ook deze locatie leverde niets extra’s op. We reden richting de locatie voor berghagedis Dinarolacerta mosorensis toen Ruud opeens op de weg een kleine adder zag kruipen. Ik snelde de auto uit en met hulp van Ruud konden we het dier onder een plantenpol vangen. We namen onze tijd om het dier te fotograferen. Opnieuw stond een parkwachter voor onze neus. Hij vroeg ons of onderzoek deden of een vergunning hadden voor het hanteren van slangen. Wij gaven aan dat we het dier alleen maar wilden fotograferen en het dier verder met rust zouden laten. Het was verder ok. Hierna zochten we de locatie voor Dinarolacerta mosorensis op. Helaas stond er op dat punt vrij veel wind. De enige hagedis die we daar zagen was de zandhagedis. Onder lag een interessant meertje (Valovito Jezero) met grote rotspartijen. Na een stevige steile afdaling zag ik dat de rotspartij geschikt was voor Dinarolacerta mosorensis. We hadden ook het geluk dat de zon regelmatig scheen. Ik ontdekte de eerste berghagedis. Daarna volgden er meer. In het meertje waren alpensalamanders (Ichtyosaura alpestris) en kleine watersalamanders actief. Op de helling zag je met name zandhagedissen. Het gebied was vrij arm aan vogels. Af en toe zagen we een waterpieper. Op de terugweg zagen we op de weg opnieuw een Bosnische adder. Wederom werden foto’s gemaakt. Bij het dal aangekomen werd een vos gespot. ’s Avonds heb ik met Marcel nog met de zaklamp rond het hotel gezocht. Alleen Carabus coriaceus was nieuw voor deze locatie. 

Dag 8 – 20 mei

 Vroeg in de ochtend reden we naar het meer Biogradska Jezero. We ontbeten daar met crackers en water. Net als in 2011 gingen we de beklimming aan. Aan het begin hoorden we de witrugspecht al roffelen. Na een behoorlijk stuk afgelegd te hebben kwamen bij het bekende kale wandje, dat nu ook weer vol met muurhagedissen zat. Bij kleine weiden ontdekten we de eerste zandhagedissen. Ook werd net als in 2011 in een poel in de weide alpenwatersalamanders en geelbuikvuurpadden gezien. De dieren waren volop actief. Om bij de locatie van Bobby Bok te komen moesten we langs een lege bedding van een bergstroompje lopen. Het weer zat mee. Het was half bewolkt. We vonden al snel de eerste levendbarende hagedissen (Zootoca vivipara) van de vakantie. Bij de plek vol dwergjeneverbessen gekomen moesten we even wachten tot de zon terug was. We zochten ons rot, maar konden weer geen weideadder vinden. Tot slot zag Ruud een adder bij een bosschage liggen. Ik ving hem en we dachten eerst te maken te hebben met een weideadder. Echter het bleek een Bosnische adder te zijn. Het was een volwassen exemplaar en het liet zich goed fotograferen. Marcel haalde in een stukje bos Carabus violaceus onder een stuk hout vandaan. Bij een stroompje op de terugweg vonden we een bruine kikker (Rana temporaria). Bij het poeltje met geelbuikvuurpad en alpenwatersalamander bleven we een tijdje genieten van de getoonde activiteiten. Marcel en ik waren alvast verder naar beneden gelopen. Marijn en Ruud spotte bij de afdaling van de weide een zandadder en dat was op 1600-1700m hoogte! Op de terugweg lukte het Marcel om een bewijsplaatje van de witrugspecht te schieten. Ik moest het doen met een glanskopmees, die er wel bijzonder mooi opstaat. Op de terugweg naar het hotel konden Ruud en ik een mooie foto maken van een vrouwtje grauwe klauwier. Een paar kilometer voor ons hotel lag een dode esculaapslang op de weg. ’s Avonds zijn Marcel en ik nog met de zaklamp op pad gegaan. We vonden geen nieuwe dieren. 

Dag 9 – 21 mei

 ’s Nachts is het gaan regenen en ’s ochtends regende het nog steeds. Gelukkig was het geen heftige regen en ware er droge perioden tussen. We deden het rustig aan en gingen pas later op de ochtend in de omgeving van het hotel wat rondlopen. Ik was met Marcel naar onze bekende avondroute gelopen. Marcel wilde wat aardbeiplanten voor de tuin van zijn vakantiehuisje meenemen. Ik wilde wel een schorpioen voor de verzameling meenemen. Bij de tweede steen die ik keerde zag ik eronder tot mijn grote verbazing een zandadder liggen. Omdat het regenachtig was en koud, zo’n 11 graden Celsius bleef het dier in eerste instantie prima liggen, waarna het onder een aanliggende steen kroop. We markeerden de plek voor het geval Marijn en Ruud het dier ook wilden zien. Onder een andere steen ving ik mijn schorpioen. Marijn had in het bosgedeelte langs de stroomversnelling een vogelnestje, een orchideeënsoort zonder bladgroen, gevonden. Die liet mij eerst waarna ik Ruud en hem de Zandadder wees. Met de slangenhandschoenen pakte ik hem op om hem goed voor de foto neer te leggen. De slang werkte erg mee. Daarna hebben we de slang teruggezet bij zijn schuilplaats. We besloten in het hotel een tussenmaaltijd te nemen om daarna op pad te gaan en te kijken of we bij mooie gebieden dingen hadden om te keren. Dan konden we gezien de weersomstandigheden nog succes hebben. We reden lang een beekje waar voldoende te keren was. We vonden muurhagedis, hazelworm, ringslang en Griekse beekkikker (Rana graeca). Toen we in dat gebiedje een beetje uitgekeken waren gingen we poging wagen voor een andere locatie voor de weideadder. We reden voorbij Kolasin en vonden op de weg in een bosgebied de vuursalamander (Salamandra salamandra). We konden echter niet bij de plek van de weideadder komen. Op de terugweg zag ik vanuit de auto een Carabus oversteken. Het bleek de grote soort Carabus caelatus te zijn. Gelukkig voor Marcel werd door Marijn bij een vuilstort even verder op ook dezelfde Carabus gevonden. Bij een verlaten huisje werden door 5 puppy’s in ontroering gebracht, omdat moeder in geen velden of wegen te bekennen was. Ze waren goed doorvoed, dus waarschijnlijk werd er wel voor ze gezorgd. Vanwege de weersomstandigheden en de weersvoorspelling voor de volgende dag besloten we een nacht te cancelen en een ander hotel langs de kust voor de laatste nacht te zoeken. Het werd een hotel in Petrovac. Na het eten hebben we alvast de rekening voor het hotel betaald. 

Dag 10– 22 mei

 Na onze spullen in de auto gepakt en een bak koffie genomen te hebben vertrokken we vroeg in de ochtend richting de kust. Onze eerste tussenstop was in de vallei van Trmanje. Van 11 graden en zwaarbewolkt weer bij vertrek naar zo’n 18 graden met goed doorkomende zon gaf onze goede kansen. Diverse ringslangen, dobbelsteenslangen lagen te zonnen. Ook was de hier niet schuwe oostelijke smaragdhagedis volop aanwezig. Bij de plas van de eerdere geelbuikvuurpad zat nu een Griekse beekkikker. Heel vreemd was dat we op de terugweg van het pad naar de rivier een geheel gave, maar wel dode gladde slang zagen liggen. Mogelijk was die zich kort daarvoor doodgeschrokken van iets. Verder omhoog zaten muurhagedissen, hazelworm en zeer mooie maar ook schuwe Dalmatische kielhagedis. Wat ik zelf heel bijzonder vond was dat ik de orchidee rood bosvogeltje bloeiend vond. Die had ik maar één keer gevonden in mijn jeugdjaren in de Zwitserse Alpen. Met een goed gevoel gingen we verder zuidwaarts. We meden deze keer de tunnel en gingen via de heuvels naar Petrovac. Bij de vuilnisstort waar we in 2011 twee Balkantoornslangen vonden, vond ik nu een jong en bijtgraag exemplaar daarvan. Bij het hotel Renome aangekomen werden we verwelkomd met een bak lekker koffie. Na onze kamers ingericht te hebben gingen we naar de Buljarica Wetlands. Er waren vrij veel mensen op kiezelstrand aanwezig met allerlei gradaties aan lichaamsbedekking. Wij bemoeiden ons alleen met het keren van puin en stenen. Onder een goed en geïsoleerd liggende steen vonden we twee ringslangen. De een met kenmerken van de nominaatvorm en de ander met kenmerken van ‘persa’. Voor de overvloed aan vogels waren we waarschijnlijk wat laat in het jaar. ’s Avonds hebben we echt heerlijk gegeten. We hadden allemaal visgerechten. Ik als voorgerecht gebakken mosselen en als hoofdgerecht pijlinktvis. Het maal was een perfecte afsluiting voor een geweldige reis. 

Dag 11– 23 mei

Om acht uur hebben we ontbeten. Daarna hebben we de auto ingepakt en zijn op weg gegaan naar het weidegebied rond Virpazar. Als eerste vonden we een doodgereden onvolwassen vierstreepslang. Na de auto onder een viaduct in de schaduw gezet te hebben vond ik als snel de eerste scheltopusik en een Griekse landschildpad. Een aantal reuzensmaragdhagedissen werd gezien. Onder de betonnen platen waren we nu niet succesvol, maar Ruud ving in de struikjes in de nabijheid daarvan wel weer een volwassen esculaapslang. Terwijl we bezig waren om ons te verkleden voor de aankomende vliegreis werden in de omgeving van de auto verschillende vlinders gefotografeerd. De meest bijzondere was wel de snuitvlinder, waarvan maar één soort van deze familie voorkomt in Europa. Net voordat we weg wilden gaan zag Marcel een Balkantoornslang onder het viaduct doorschieten. Met enige moeite werd de slang door mij gevangen. Daarbij wist hij mij diverse keren stevig te bijten. Uiteindelijk hebben we hele mooie foto’s van de slang kunnen maken. Op de terugweg naar Virpazar zagen we een doodgereden ringslang en gewone pad op de weg liggen. Op het vliegveld werd ik bij de douane als enige apart genomen. Wat bleek op onze ticket stond Turkish Airways en dat klopte niet met de vliegmaatschappij waarmee we vlogen namelijk Austrian Air, Gelukkig had ik daarna nog tijd om cadeautjes te kopen. Verder verliep de reis gesmeerd. Tegen 10 uur ’s avonds waren we thuis. 

Nawoord 

Tijdens de gehele reis hebben we behoorlijk goed weer gehad voor het uitoefenen van onze hobby. We hadden één wat minder dag, waar we toch nog veel hebben gevonden. Van de vier doelsoorten, die ik mij vooraf gesteld had, hebben we er drie gevonden. Dus dat is een prima resultaat. Na nu twee keer Montenegro bezocht te hebben heb ik het wel voldoende gezien. De reisgroep was qua politieke voorkeur niet helemaal op één lijn, maar dat mocht de pret niet drukken. We hebben er met zijn vieren er een succesvolle reis met een prettige sfeer van gemaakt. Speciale dank gaat uit naar Ruud, die al het chauffeurwerk gedaan heeft en ook de gemeenschappelijke pot heeft beheerd en voor Marcel die de reis tot op de puntjes goed geregeld heeft. Verder natuurlijk alle reisgenoten voor de gezellige sfeer. Ik wil ook Bobby Bok bedanken voor de voor ons nieuwe aangeleverd informatie. 

 

Verslaglegger: Martin Edelman